zaterdag 21 juli 2012

Flikken Noorbeek

Sinds mijn ex als beveiligingsvoorlichter werkt, ben ik behoorlijk op de hoogte van alle onheil dat je kan overkomen wanneer je veilig thuis denkt te zijn. Bij een glas wijn werd ik ingevoerd in de wereld van de zware criminaliteit aan de huisdeur.
“ze bellen aan, sleuren je je huis in en slaan je dood”
“Ik heb een hond”
“Ja” Hij werpt een blik op de mand waarin het witte geval op zijn rug ligt te snurken, de korte pootjes ontspannen op de borst gevouwen.
“Probeer maar eens de post te bezorgen”
“Ja.” Nu krijg ik de blik, een mengeling van verbazing en medelijden, die ik van vrijwel al mijn exen ken.
Maar het blijft natuurlijk wel hangen zo’n voordeurbelverhaal. Dus heb ik mijzelf aangewend om via de achterdeur om te lopen en de mensen buiten aan te spreken, dan valt er in elk geval niks naar binnen te sleuren.
Gisteravond besloot ik ook vanwege de afschuwelijke stank in de gang de bezoeker niet via de voordeur binnen te laten. De wc beneden was droog komen te staan en had alle rioolluchtjes van de hele buurt bij ons gelost, althans zo rook het.

“Politie” stelt een aantrekkelijke, grote dertiger zichzelf voor.
Ik bekijk het pasje dat hij mij laat zien en twijfel. Dat ziet hij. “Ik ben echt van de politie” zegt hij “Er wordt hier in de straat gedeald en we zijn hier nu vanwege die Franse auto.” Hij wijst naar de overkant waar een zilverkleurig autootje nogal nonchalant geparkeerd staat.
“ Ik heb nog nooit gezien dat er hier gedeald werd” aarzel ik. “Is dit nou het gevolg van die wietpas?” Hij werpt me een vertrouwde blik toe “Nee, dit gaat niet om wiet, mevrouw, dit gaat om heroïne en we zitten hier vlak bij de grens. Ik kom u even melden dat wij in de struiken zitten om de inzittenden van die auto aan te houden en we willen ons ook in uw tuin verstoppen.” Daar leent mijn tuin zich uitstekend voor, dat snap ik. “U hoeft zich niet ongerust te maken, ik ben echt van de politie” bezweert hij nogmaals en laat me zijn holster zien. Ik leg me erbij neer. “Eh, mijn zoon vertrekt zo meteen naar zijn vader, kan dat? Ik bedoel, hij is vijftien, niet dat hij dadelijk van zijn fiets wordt geschoten”
“Nee, nee” lacht hij, “dat is allemaal geen bezwaar, we weten precies wie hier hoort.”
Daar heb ik nog een poosje over nagedacht.

Het is raar wanneer je weet dat er mannen in je achtertuin verscholen staan. Opeens zie je alles wat je eerst niet hinderde, zoals het rommeltje in de serre, waar verder nooit iemand komt. En chips, de fietsaccu moet opgeladen en die moet ik daar pakken. Wanneer ik de tussendeur open, kijken ze beiden om en glimlachen. Snel weer naar binnen.
Gijs moet een tasje om zijn boek in mee te nemen: hup, snel de serre in, glimlach en terug. Waarom voel ik mij zo ontzettend dat strenge mens uit Coronationstreet met dat haarnetje?*

In bed, pal boven hun hoofd, hoor ik helemaal niets, maar ze moeten er zijn want het autootje staat er nog. Ik lees totdat ik merk dat De Broederband op mijn gezicht ligt, knip het lampje uit, draai me op mijn slaapzij, nog vaag bedenkend of ik hen moet waarschuwen voor uitglijden wanneer ze zo meteen snelheid moeten maken op mijn groene tuintegels.

Ik ben net vertrokken wanneer het los gaat. Een meisje begint te gillen en ik hoor rennen. Gelukkig klapt er, althans in mijn tuin, niemand tegen de grond. Na wat Frans “Vous êtes arretés”, wat Nederlands “komen!”, wat gestommel en wat geklap met portieren is het al met al snel achter de rug.
Klaarwakker maar weer De Broederband gepakt , want daar heb ik dan wel last van, dat ik weer helemaal opnieuw moet beginnen met inslapen.


*Deze


of misschien toch deze:)


Geen opmerkingen:

Een reactie posten