donderdag 26 juli 2012

Zomerochtend

De Maas zo glad
dat de schepen
dubbel liggen
tot
zo’n wakker opdondertje
met zijn schroefje
er een rommeltje
van maakt

zaterdag 21 juli 2012

Flikken Noorbeek

Sinds mijn ex als beveiligingsvoorlichter werkt, ben ik behoorlijk op de hoogte van alle onheil dat je kan overkomen wanneer je veilig thuis denkt te zijn. Bij een glas wijn werd ik ingevoerd in de wereld van de zware criminaliteit aan de huisdeur.
“ze bellen aan, sleuren je je huis in en slaan je dood”
“Ik heb een hond”
“Ja” Hij werpt een blik op de mand waarin het witte geval op zijn rug ligt te snurken, de korte pootjes ontspannen op de borst gevouwen.
“Probeer maar eens de post te bezorgen”
“Ja.” Nu krijg ik de blik, een mengeling van verbazing en medelijden, die ik van vrijwel al mijn exen ken.
Maar het blijft natuurlijk wel hangen zo’n voordeurbelverhaal. Dus heb ik mijzelf aangewend om via de achterdeur om te lopen en de mensen buiten aan te spreken, dan valt er in elk geval niks naar binnen te sleuren.
Gisteravond besloot ik ook vanwege de afschuwelijke stank in de gang de bezoeker niet via de voordeur binnen te laten. De wc beneden was droog komen te staan en had alle rioolluchtjes van de hele buurt bij ons gelost, althans zo rook het.

“Politie” stelt een aantrekkelijke, grote dertiger zichzelf voor.
Ik bekijk het pasje dat hij mij laat zien en twijfel. Dat ziet hij. “Ik ben echt van de politie” zegt hij “Er wordt hier in de straat gedeald en we zijn hier nu vanwege die Franse auto.” Hij wijst naar de overkant waar een zilverkleurig autootje nogal nonchalant geparkeerd staat.
“ Ik heb nog nooit gezien dat er hier gedeald werd” aarzel ik. “Is dit nou het gevolg van die wietpas?” Hij werpt me een vertrouwde blik toe “Nee, dit gaat niet om wiet, mevrouw, dit gaat om heroïne en we zitten hier vlak bij de grens. Ik kom u even melden dat wij in de struiken zitten om de inzittenden van die auto aan te houden en we willen ons ook in uw tuin verstoppen.” Daar leent mijn tuin zich uitstekend voor, dat snap ik. “U hoeft zich niet ongerust te maken, ik ben echt van de politie” bezweert hij nogmaals en laat me zijn holster zien. Ik leg me erbij neer. “Eh, mijn zoon vertrekt zo meteen naar zijn vader, kan dat? Ik bedoel, hij is vijftien, niet dat hij dadelijk van zijn fiets wordt geschoten”
“Nee, nee” lacht hij, “dat is allemaal geen bezwaar, we weten precies wie hier hoort.”
Daar heb ik nog een poosje over nagedacht.

Het is raar wanneer je weet dat er mannen in je achtertuin verscholen staan. Opeens zie je alles wat je eerst niet hinderde, zoals het rommeltje in de serre, waar verder nooit iemand komt. En chips, de fietsaccu moet opgeladen en die moet ik daar pakken. Wanneer ik de tussendeur open, kijken ze beiden om en glimlachen. Snel weer naar binnen.
Gijs moet een tasje om zijn boek in mee te nemen: hup, snel de serre in, glimlach en terug. Waarom voel ik mij zo ontzettend dat strenge mens uit Coronationstreet met dat haarnetje?*

In bed, pal boven hun hoofd, hoor ik helemaal niets, maar ze moeten er zijn want het autootje staat er nog. Ik lees totdat ik merk dat De Broederband op mijn gezicht ligt, knip het lampje uit, draai me op mijn slaapzij, nog vaag bedenkend of ik hen moet waarschuwen voor uitglijden wanneer ze zo meteen snelheid moeten maken op mijn groene tuintegels.

Ik ben net vertrokken wanneer het los gaat. Een meisje begint te gillen en ik hoor rennen. Gelukkig klapt er, althans in mijn tuin, niemand tegen de grond. Na wat Frans “Vous êtes arretés”, wat Nederlands “komen!”, wat gestommel en wat geklap met portieren is het al met al snel achter de rug.
Klaarwakker maar weer De Broederband gepakt , want daar heb ik dan wel last van, dat ik weer helemaal opnieuw moet beginnen met inslapen.


*Deze


of misschien toch deze:)


vrijdag 13 juli 2012

Verminkt

Nooit zul je mij horen zeggen dat ik een fantastische moeder ben, maar wanneer ik voor slechte moeder word uitgemaakt, dan schiet ik toch in de verdeging. Zeker wanneer ik tot kinderverminker word gedegradeerd.

Volgens Grunberg, vanmorgen in de Volkskrant, is mijn kind mislukt. Of in elk geval mijn opvoeding, want ik heb hem niet kunnen redden van het verminkende vmbo.
Hij is daar, volgens Grunberg, terecht gekomen omdat ik hem niet genoeg voorlas, want kindertjes die niet voorgelezen worden komen op het vmbo en kindertjes die wel voorgelezen worden kunnen waarschijnlijk rechtstreeks naar de universiteit.
Het heeft weinig zin hier te schrijven dat ik mijn kind zoveel voorlas, dat hij zelfs de universiteit had moeten kunnen overslaan en rechtstreeks auteur worden, want ik vrees dat het dan weer zo'n uitzondering-en-regelgevalletje wordt en daar komen we niet verder mee.

Ik ben het met Grunberg eens, dat mensen die hun kinderen niet voorlezen hun kroost te kort doen. Ik ken echter niemand die dat expres doet, zoals je ze in de kelder opsluit of aan de verwarming bindt. Voorleesachterstanden lopen kinderen op doordat ouders niet weten dat het goed voor hen is, of omdat ze denken dat ze niet kunnen voorlezen, of omdat ze simpelweg niet weten dat de mogelijkheid bestaat. En de meeste gaten in het voorleeservaring vallen in de eerste twee jaar, omdat ouders hun kinderen er dan nog te klein voor achten. Het komt sowieso zelden voor dat mensen er voor kiezen om hun kind te kort te doen en doorgaans is er dan iets ernstig mis.

Goed, om op Grunbergs opmerking terug te komen, ik ken volkomen oninteressante, saaie vwo-leerlingen en ik ken hele boeiende, geestige, intelligente vmbo-leerlingen en ja, vaak blijkt dat die laatste lezen en die eerste niet. En toch zitten die lezende kinderen op dat moment met een goede reden op het vmbo. Scholen kunnen hemeltergend slecht zijn, ook vmboscholen, maar het is doorgaans niet de school die vmbo-kinderen verminkt, maar het domme gekakel van mensen die zichzelf zo intelligent achten, dat ze hun vooroordelen alleen maar als waarheden kunnen zien.

Ik ga niet zover als Grunberg dat ik vind dat dit soort mensen niet de kans moet krijgen zich ongebreideld voort te planten, maar ik vind ze onverdraaglijk.


maandag 9 juli 2012

Vijftig tinten grijs

Wat een knappe persiflage van een bouquetreeks dacht ik toen ik het las. Werkelijk alle elementen vond ik erin terug: de maagd, sorry de nog-net-acceptabel-om-geloofwaardig-te-blijven jonge maagd, die zich niet bewust is van haar aantrekkelijke uiterlijk; de rijke, knappe, succesvolle (zaken)man; het spel van aantrekken en afweren en zelfs de vierkante kin, alles.

Overigens heb ik die vierkante kin nooit zo begrepen. Alle mannen in de duizenden Bouquetreeksboekjes die ik las hadden er een, liefst met kuiltje. Het is niet bepaald een kenmerk waar ik op val, maar ja, ik val ook doorgaans niet op mooi. (Niet dat er tussen al mijn vergissingen nooit een mooie zat overigens, onderschat het niet er zaten een paar prachtexemplaren bij!)Gelukkig wisten de dames en heren van het bouquetreeksschrijverscollectief een en ander zo te verwoorden dat ik het omschreven uiterlijk vergat en mijn eigen beeld kon vormen. Al mijn bouquetreeksmannen waren daarom donkerharig, dus ook Christian Grey uit Vijftig tinten grijs.(Niet dat ik nou per se op donkerharig val, ik ben zelfs wel eens op niet-harig gevallen, zie de vader van mijn kind)

En al heeft deze Christian Gray nogal wat -uitgebreid en pakkend omschreven, dat moet ik haar nageven- kinky seks nodig om aan zijn gerief te komen, verder heeft hij alle elementen die een goede bouquetreekshoofdpersoon moet hebben. Hij blijft een air van onbereikbaarheid houden, maar is tevens zorgzaam en altijd aanwezig op de momenten dat hij dat in je fantasie hoort te zijn. Niet dat treurige uit het echte leven dat je zielig bent of dronken en dat je dan denkt, nu zou het zo mooi zijn als Hij daar opeens is en dat dat dan nooit gebeurt. Nee, onze Christian doet precies wat hij moet doen op de momenten dat het van hem wordt verwacht.

Aan het einde van het boek gaat het uit. Dat moet ook, want relaties lopen altijd mis in boeken. Bij bouquetreeksboeken komt het normaalgesproken binnen hetzelfde boek weer goed, maar dat kan hier niet want het zijn drie boeken, dus het moet een beetje gespreid.

Ik weet nog niet of ik die andere delen ook ga lezen. Waarschijnlijk wel, want om de zoveel tijd krijg ik behoefte aan dit soort leesvoer en dan kan ik net zo goed afmaken waar ik aan begon. Maar misschien ook niet, want ik weet ook dat ik er weliswaar geen literaire schade door heb opgelopen, maar ik er wel een voorgoed verpest manbeeld aan over heb gehouden. Ach, en misschien niet eens het manbeeld, maar het gevoel dat een relatie mij moet geven. En dat roept dan weer herinneringen op aan mijn grootste vergissing, wat ik niet wil. Dus voorlopig houd ik het bij veilige boeken als Sprakeloos van Tom Lanoye of Het verdriet van België.

maandag 2 juli 2012

Ja maar zij!

Soms loopt er iemand de winkel binnen en dan denk ik: ‘Oh jee’.
Gisteren was het een lange, in het zwart geklede man die het gesprek opende met: ‘Mevrouw, ik ben bezig met een project’
‘Hij wil geld’, dacht ik
Maar iedereen verdient een kans dus zei ik: ‘Oh Ja?’
‘Ja, ik begin een partij voor de daklozen. Wat denkt u daarvan?’
‘Ik acht het tamelijk kansloos’ antwoordde ik
Hij verdedigde zich niet, blijkbaar had zijn partij nog geen programma. Helaas vertrok hij ook niet.
‘Hij draaide wat door de winkel en begon een klaagzang. ‘Kunt u mij vertellen waarom ik, die 1800 euro op de bank heeft staan en een paar honderd euro spaargeld, geen lening van 150 euro kan krijgen?’
‘Met 1800 euro op de bank hoef je toch geen 150 euro te lenen?’
‘Jawel, want de reclassering heeft mijn pas ingenomen’
Aha, dacht ik het niet.
‘Het is toch godgeklaagd dat in deze stad geen enkele instantie bereid is om een dakloze vijf euro te geven’
‘Als u het niet erg vindt, ga ik nu verder’ zeg ik, terwijl ik op mijn bureau wijs. ‘Ik moet ook werken voor mijn geld’ voeg ik er vals aan toe.
‘Oh ja, moet u dat? En bent u moeder?’ Op de een of andere manier denken ze altijd dat mijn hart zachter wordt als er kinderen ter sprake komen.
‘Ja’
‘U zult mij wel een hele slechte vader vinden.’
Ik vind u een uitermate onaantrekkelijke, oninteressante, zeikerd, maar ik heb nog geen seconde over uw vaderschap nagedacht. Mijn God bent u vader?
‘Dat zijn uw woorden’
‘Nee, nee u vindt mij een slechte vader!’
‘Meneer gaat u alstublieft weg’
‘Is goed, ik ga al en gaat u maar lekker werken en blijft u vooral vrienden met…’
Laat ik nou toch niet meer verstaan hebben met wie ik vrienden moet blijven, maar het zal vast iemand zijn die iets te zeggen heeft over instanties die over vijf euro moeten beslissen. In elk geval iemand die het schuld is dat hij niks van zijn leven maakt. Eén troost: hij had het nu vast ook niet over zichzelf.