zondag 16 oktober 2011

Gein blaajer

Ik knuffel niet met bomen. Eh, heel eerlijk? Ik leg wel eens mijn hand op de stam en verwonder mij erover dat het nooit koud voelt. Dan probeer ik meteen te voelen of er aardkrachten door mij heen stromen. Nee, nooit gevoeld. Als ze al stromen, dan doen ze dat heel erg onopgemerkt. Soms praat ik met bomen. "Es doe mer neet meins dets doe net zo groot moogs were es deh gek in de veurtuin' zeg ik dan tegen mijn kerstboom in zijn emmer buiten, die dit jaar dankzij de groene zomer, voor de derde keer versierd zal worden. Hij zwijgt terug. Net als de gek zelf als ik op hem kanker omdat mijn hele tuin groen en glad en vol naalden is en dan heb ik het nog niet over die vrachten dennenkegels die dreigend in zijn kruin bengelen.

Toch kun je communiceren met bomen. Mijn buurvrouw in Roermond noemden wij Mutsch en als kind hoopte ik altijd dat zij op ons kwam passen, want dan bakten we appelekeukskes en vertelde ze verhalen. Over vroeger. Nadat ik het huis uit was, ging ik bij elk thuisbezoek ook naar Mutsch in haar kleine bovenwoning. Verhalen over vroeger tanken, desnoods tien keer hetzelfde, en kreeg ik thee met een trommel koekjes. Mutsch had meer van die vaste gasten. Het meest dol was ze op Toos, haar nicht die verpleegkundige was op de kraamafdeling in het Laurentius, en dankzij alle verhalen was ik ook dol op Toos. Een heel enkele keer waren we er samen en dan was ik niet jaloers. Toos belde nooit. Toos opende de brievenbus en riep knoerhard "Gein blaajer" naar boven. Kreeg ze geen antwoord, dan propte ze een handjevol blaadjes van de lindenboom voor het huis naar binnen. Een onfeilbaar systeem.

Ik hou wèl van bomen, ondanks de ongemakken. En ik kan het weten want alle eiken rond het voetbalveld proberen hun blad mijn kant uit te waaien, maar omdat ik hen liefheb neem ik dat op de koop toe. Meer last heb ik van het feit dat de gemeente de bladerverzamelbak vijfhonderd meter lager in de straat zet, waardoor ik niet weet waar ik met mijn gevallen blad heen moet zonder kilometers te lopen. Ik hou niet van de gemeente en de gemeente houdt niet van mij, dus dit roept wel veel wrevel en irritatie op. Maar erger nog dan het ontbreken van een bak in de buurt van de bladeren vind ik de kapgeest die op dit moment door mijn dorp waart. Stonden er, behalve de bomen op het Bogmanplein, al acht lindebomen op de moordlijst, nu zijn er nog twee eiken, een beuk en dertien kersenbomen bijgekomen. En die kersenbomen, die zijn mijn uitzicht. In het voorjaar, wanneer de eiken nog dunnetjes in hun lenteblad zitten, geven zij mij bloesemboeketjes waar je stil van wordt en in de zomer kapen de kinderen kersen uit hun oude takken.

Ik heb ze geteld, het zijn er precies dertien. Ouwetjes waarvan sommige met moeite hun takken groen houden, fantastische klimbomen, en anderen die er onaangetast stralend bijstaan. Het wordt een massamoord. Fijntjes aangekondigd, nadat iedereen een glanzend dure folder in de bus kreeg die fraai vertelde dat de kapwetten versoepeld zijn. Oh ja, ik kan een aantal redenen bedenken waarom mijn vrienden weg moeten, maar ik wil het niet. Ik zin alleen maar op redenen waarom ze moeten blijven. Maar ik vrees het ergste, want het uiterlijk, de sfeer en de aantrekkingskracht van dit dorp zijn voor deze gemeente nog nooit een argument geweest om verwoestende projecten af te blazen.

Elke keer als ik nu langs 'mijn'kersenbomen loop, buig ik even voor hen die gaan sterven. Misschien dat het de bomen niets uitmaakt, maar ik vrees het moment dat het herfst wordt en ik moet denken:"Godverdomme gein blaajer"



Geen opmerkingen:

Een reactie posten