maandag 24 oktober 2011

Beren



Het waren vast Max en Pol, indertijd, in het park. Ik kan me niet herinneren dat iemand ze zo noemde toen ik aan de hand van mijn grote opa met de reuzenduimen en het kale hoofd naar hen ging kijken, begin jaren zestig. We liepen dan samen vanuit de Brusselsestraat naar het stadspark. Ik zie nog de kinderkopjes van de stoep onder mijn voeten en de gele korreltjes van de paden in het park. Blijkbaar keek ik in mijn eerste jaren vooral naar de grond.

De beren zaten in een kooi. In die kooi was een rechthoekig gat in de grond, gevuld met water. Niets was mooier dan wanneer de beren in het nauwe bad sprongen en zich weer op de kant hesen. Er droop dan een brede stroom groen water uit hun vacht. Gelukkig deden ze dit bij elk bezoek van mij. Dat weet ik zeker, al beweert mijn moeder dat er geen bad was. Ach wat weet zij daar van? Misschien was het er alleen als ik met opa ging kijken, ook goed.
Van mijn moeder hoorde ik, jaren later, de eerste keer de namen Pol (zij zei Polla) en Max, verder wist ze er niet zoveel over te zeggen, behalve dat ze dacht dat ze naar de dierentuin van Genk waren verplaatst. Waarom wist ze niet, en ook niet of de drie beren die er later woonden jonkies waren van het beroemde stel.

Jo, Jacky en Cor heetten deze beren. Ik zag ze elke dag twee keer omdat ik in de buurt van de Berenkuil woonde en mijn hond in het park uitliet. Ze zaten niet meer in de oude kooi maar op een soort cementen berg met een gracht eromheen en een schuin oplopend spijlen hek. Heel onhandig, je kon nooit helemaal omlaag de gracht in kijken zodat je, als de beren al een keer zwommen, er niet echt van kon genieten. Eigenlijk zag je de beren alleen goed als ze boven op het plateau zaten. Ze gingen één voor één dood. Jacky, ik meen tenminste dat het Jacky was, heeft nog vrij lang dood in de berenkuil gelegen omdat het te gevaarlijk was om hem eruit te halen. De andere twee konden hem blijkbaar nog niet missen. Ik weet niet meer wanneer de tweede beer gestorven is, maar opeens was er alleen nog Jo.

Jo hield van publiek. Lag hij 's morgens wanneer het park rustig was nog ergens te maffen, 's middags zag ik vaak hoe hij zich als een dwaas aanstelde voor de toeschouwers die zich om de kuil verzameld hadden. Hij wist precies waarmee hij ze aan het lachen kreeg en dat leverde hem dan weer versnaperingen op. Daar was het hem in de eerste plaats om te doen, waarschijnlijk, maar van de aandacht genoot hij overduidelijk ook. In mijn herinnering is hij hier pas mee begonnen nadat de andere beren dood waren. Hij had het gezelschap nodig. Ja, men vond hem zielig. Een arme beer op een betonblok. Maar Jo leek mij, binnen zijn beperkte wereld, best gelukkig.

Vandaag is de Berenkuil leeg, op wat kunst na. Het is goed dat er geen nieuwe beren zijn gekomen, ze hoorden er niet. Maar Jo mis ik nog elke keer als ik er langs loop en de namaakdieren zie staan. Misschien was Jo gelukkiger in het berenbos, misschien was het te veel verandering op zijn ouwe dag. Ik weet het niet. Op de website staat dat hij er tevreden was, maar ik hoorde ook dat hij in een hol kroop en niet tot nauwelijks meer buiten kwam tot zijn dood. Ik hoop dat het eerste waar is.

Nu zijn speeltoestellen in de vorm van beren in het park gezet, als herinnering aan Pol en Max. En er is een boekje verschenen, met een verzonnen verhaal, waarin de beide beren een rol spelen. Maar eigenlijk, éigenlijk heten voor mij alle Maastrichtse beren, Jacky, Cor en vooral Jo.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten