zondag 23 juni 2013

bètalover of lezer

...Let op stille jongens die goed zijn in natuurkunde, dat worden later de leukste mannen...

Na het lezen van het Volkskrantmagazine van dit weekend over bètamannen,zou je bijna alles uit handen laten vallen om op zoek te gaan naar dit ei van columbus op liefdesgebied, maar tijdens het douchen treedt er dan toch weer een moment van bezinning op.
Ik had namelijk al een bètaman.

Wat mij dat leerde was
1) je loopt het risico een emotionele na-aper te treffen. De goede zijn daarin (waarschijnlijk door hun intelligentie) zo handig geworden, dat het lijkt alsof ze over eigen emotionele waarnemingen en reacties beschikken, maar ze hebben een vermogen ontwikkeld om afgekeken gedrag in hun dagelijkse verschijning dusdanig te integreren dat het echt lijkt.
2) de kans bestaat dat je wetenschappelijk wordt benaderd, wat zij waarnemen bestaat en wat zij niet waarnemen bestaat niet.
3) controle is alles

Ik had het 'geluk' iemand te treffen die dat allemaal had, plus een lekker lijf en een goed hoofd. Ik weet niet of mijn bètalief een stille jongen was, ik weet eigenlijk ook niet of hij goed was in natuurkunde, maar ik vond nooit eerder, en tot nu toe ook nooit meer, iemand die zo goed kon kussen.
Ik had het totaal niet door. Dat was dom, want ik had het kunnen weten.

Zijn bloemzaadjes ordende hij niet op naam maar op hoogte, kleur en bloeiperiode. Iets persoonlijks als de naam van de plant vond hij niet eens de moeite van het noteren waard.
Zijn kinderen bleef hij, vanwege de veiligheid, in kinderzitjes proppen totdat ze met hun hoofden klem zaten tegen het dak en hij begreep maar niet dat ik voor mijn toen twaalfjarige zoon de veiligheidsgordel voldoende vond.
Ik was voor hem een emotionele onoverzichtelijkheid waar niets mee te beginnen viel: ik veranderde wel eens van mening en kon in de put zitten zonder dat daar een zichtbare aanleiding voor was. Dat ik door mijn gevoel bij hem een ander mens werd, dat was fictie. Toen mijn moeder hem zei dat ze mij nog nooit zo fundamenteel gelukkig had gezien, papegaaide hij dat dat ook voor hem gold. Tja wat moet je ook anders antwoorden, wanneer iemand die mij mijn hele leven al kent zoiets tegen je zegt. Het zal wel.
Na vier maanden werd ik met al mijn fundamentele geluk bij het oud vuil gezet. Hij had eens gekeken of er in mijn verschijning dingen waren waar hij zich in de toekomst aan zou kunnen gaan ergeren en had besloten dat ik het niet was voor hem, want ja, die dingen waren er.

Maar ik had het vooral kunnen weten omdat hij geen fictie las. Mijn gedoe met Harry Potter bijvoorbeeld, daar kon hij met zijn verstand niet bij. Het was toch niet echt, hoe kon je dan doen alsof het dat wel was. Nadat ze me op de radio interviewden over een Harry Potteractiviteit en ik mijn gebruikelijke magische onduidelijkheden, waar je als Dreuzel nou eenmaal mee wordt geconfronteerd, uitte, reflecteerde hij dat ik volslagen onbegrijpelijk was geweest en dat hij toch wel merkte, dat die interviewer dacht een volkomen idioot aan de telefoon te hebben. Iedereen die ik er verder over sprak had het leuk gevonden...

Ik zie wel, het bovenstaande lezend, dat ik bèta misschien met autisme verwar, maar het kan ook zo zijn, dat autisten zich thuisvoelen en hun intelligentie kwijt kunnen in de bètavakken en dat je daardoor in die kringen vaker de kans loopt er één tegen het lijf te lopen.

Iets in mijn bètalief moet mijn geluksgevoel veroorzaakt hebben en waarschijnlijk was dat de structuur waar ik behoefte aan heb in mijn emotionele chaos en mijn springerige geest. Wanneer hij zijn logisch brein had gevoed met fictie, was hij misschien niet zo geschrokken van mijn verschijningsvormen. Hij had een training gehad in het ervaren van het niet waarneembare, die wellicht zijn empathisch vermogen had vergroot en in elk geval het verrassingseffect had genuanceerd. Maar helaas, ik had het niet door voordat het te laat was en hij mij volledig had afgekeurd. Ongeschikt.

Wil ik nooit meer een bètaman? Zeker wel! Maar dan één die leest.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten